Sylvie Lambin is zorgcoördinator oncologie in Institut Roi Albert II, het centrum van Cliniques universitaires Saint-Luc gespecialiseerd in kanker en hematologie. Al 14 jaar ontfermt ze zich over patiënten met longkanker in het Brusselse ziekenhuis. Naar aanleiding van de Europese week tegen kanker gingen we met haar in gesprek over haar werk in het ziekenhuis.
Wat is precies het verschil tussen een oncocoördinator, een onconurse en een oncologisch verpleegkundig specialist?
Sylvie: “Het gaat stuk voor stuk om verpleegkundigen. Oncoverpleegkundigen (onconurses) en oncologisch verpleegkundig specialisten staan aan het ziekenhuisbed van de patiënt met kanker en dienen verpleegkundige zorg toe. Wij als coördinatoren dienen géén directe verpleegkundige zorg meer toe. We zijn het aanspreekpunt voor de patiënt, coördineren het volledige zorgtraject, verzekeren de nodige psychosociale begeleiding, helpen de kwaliteit van zorg te verbeteren, etc.”
“De exacte term voor coördinator kan trouwens verschillen. In Saint-Luc hebben we het over zorgcoördinator oncologie, terwijl Bordet het over een coördinerend verpleegkundige oncologische zorg heeft. Elders hanteren ze misschien nog andere benamingen.”
Als coördinator dien je geen directe verpleegkundige zorg meer toe. Eerder heb je dat dus wel gedaan?
“Absoluut, en die praktijkervaring is ook cruciaal. Je kan na je opleiding tot verpleegkundige niet rechtstreeks in een coördinerende rol stappen. Om oncocoördinator te kunnen worden, moet je minimum 3 à 5 jaar als verpleegkundige op een oncologische afdeling hebben gewerkt.”
‘Als oncocoördinator moet je minimum 3 à 5 jaar praktijkervaring als verpleegkundige op een oncologische afdeling hebben.’
“Bijkomend zie je dat veel coördinatoren een extra opleiding in Volksgezondheid (management en beleid van de gezondheidszorg) hebben gevolgd. Dat is geen must, maar wel een groot voordeel. Zelf heb ik indertijd ook zo’n master gehaald.”
Hoe ziet een typische werkweek eruit voor jou als oncocoördinator?
“De kern van mijn werk bestaat uit beschikbaar zijn voor de patiënten en voor het multidisciplinaire zorgteam gedurende het hele zorgtraject.”
“Ik maak kennis met de patiënt tijdens het eerste consult en neem vervolgens de tijd om zijn of haar noden te bespreken, vragen te beantwoorden, psychosociale noden te identificeren… Zo kan ik hem of haar daarna waar nodig verwijzen naar andere zorgprofessionals zoals de tabakoloog, de diëtist, de psycholoog, enz.”
“Ik bezoek de patiënt in het dagziekenhuis, tijdens een eventuele ziekenhuisopname of in de polikliniek, bijvoorbeeld als de arts slecht nieuws moet brengen over een terugval.”
“Verder maak ik de verbinding met ander partners binnen het ziekenhuis om het zorgtraject van de patiënt te faciliteren: onderzoeken inplannen, een arts op de spoeddienst informeren over de komst van één van mijn patiënten, informatie uitwisselen met de paramedici en/of met de artsen van de afdeling…”
“Die rol beperkt zich niet tot binnen het ziekenhuis. Patiënten kunnen me altijd telefonisch of per mail contacteren met vragen over hun behandeling of eventuele bijwerkingen. We hebben veel expertise en autonomie in het opvolgen van de bijwerkingen van chemotherapieën, immunotherapieën of doelgerichte therapieën.”
‘Ik leg de link tussen de patiënt en zijn of haar omgeving, het zorgteam in Saint-Luc en de betrokken zorgverleners buiten het ziekenhuis.’
“Samengevat leg ik de link tussen de patiënt en zijn of haar entourage, het zorgteam in Saint-Luc én de betrokken zorgverleners buiten het ziekenhuis zoals de huisarts, de coördinerend-raadgevend arts in een woonzorgcentrum of de thuisverpleegkundige.”
Welke andere taken neem je zoal op?
“Eén van mijn belangrijkste taken is het multidisciplinair oncologisch consult dat elke week plaatsvindt op onze afdeling (long- en thoracale kanker) voorbereiden, eraan deelnemen en vervolgens zorgen dat alle nodige afspraken ingepland raken.”
“Dat overleg met alle betrokken experten in thoracale oncologie is essentieel, zowel om de behandelplannen van nieuwe patiënten te bespreken als om aanpassingen aan de behandeling van huidige patiënten te overlopen, bijvoorbeeld bij een herval of progressie van de aandoening. Elke week bespreken we zo 15 à 25 patiënten op onze afdeling.”
“Daarnaast heb ik regelmatig meetings met de coördinatoren van andere afdelingen en deel ik mijn expertise tijdens congressen of opleidingen, onder andere over het beheer van bijwerkingen van immunotherapie.”
“Mijn dagen zien er met andere woorden nooit hetzelfde uit.”
Waar ligt volgens jou de grootste toegevoegde waarde van je werk voor patiënten?
“Als coördinator ben ik een steun en toeverlaat voor patiënten op onze afdeling, doorheen alle fases van hun zorgtraject. Patiënten komen in contact met veel verschillende profielen. Met mij hebben ze één aanspreekpunt, en dat werkt geruststellend.”
“Door elke patiënt op een peroonlijke manier te ondersteunen, in functie van zijn of haar stress, behoeftes en verwachtingen, zorg ik dat hij of zij zich begrepen en omringd voelt.”
Tijdens het overleg van de longkankerwerkgroep van All.Can Belgium in april 2024 vertelde je dat de vooruitgang op het vlak van gepersonaliseerde behandelingen een uitdaging betekent voor veel onco-coördinatoren. Wat bedoelde je daar precies mee?
“Als coördinator moet je mee blijven met nieuwe ontwikkelingen op het vlak van behandelingen en zorg, zodat je je patiënten steeds de nodige uitleg kan geven. Dat betekent dat je je continu moet bijscholen, naast je dagelijkse werk.”
‘Op de hoogte blijven van alle therapeutische mogelijkheden is een uitdaging voor ons als coördinator.’
“Neem nu immunotherapie. Tegenwoordig kan immunotherapie toegediend worden voor en samen met chemotherapie, samen met radiotherapie, vóór en/of na een chirurgische ingreep… Dat is erg positief voor de patiënt, maar voor ons is het een uitdaging om op de hoogte blijven van alle therapeutische mogelijkheden.”
“Voor coördinatoren in de kleinste ziekenhuizen is dat vaak nog lastiger, want zij staan soms in voor de opvolging van patiënten met verschillende types kanker. Dat betekent dat ze mee moeten blijven met de laatste therapeutische ontwikkelingen voor al die kankers.”